Programma van 1 tot 5 juni 1924



Brochure

Bron: FelixArchief nr. 1968#667

Deze tekst werd automatisch gegenereerd op basis van gescande pagina’s met OCR-software. Door de diverse historische lettertypes gebeurde dat niet altijd foutloos.

Toon alleen de facsimile’s van dit programma


Ki­ne­ma­we­relD

MAY MAC AVOY

Uit­ga­ve Ki­ne­ma- en Tooneel­we­reld Korte Gast­huis­straat 16, Ant­wer­pen.

Nr 22


Onze Bi­o­grap­hie’s

« KI­NE­MA­WE­RELD »

BEBE DA­NIELS

EZE LIEVE AR­TIS­TE is, wat men wer­ke­lijk kan noe­men, ge­bo­ren in het teek­en van de kunst.

Haar vader, Mr. Da­niels, was de im-pres­sa­rio van een ne­de­ri­ge troep rond­rei­zen­de tooneel­spe­lers, waar­van hare moe­der de groote diva was. Zij reis­den van stad tot stad en gaven ver­toon­in­gen waar­in het treur­spel en de opera zich af­wis­sel­de met het tooneel­spel en de ope­ret­te. De eer­ste zan­grol­len be­paal­den er zich toe de rol­len van ge­dien­stig­heid te ver-ol­ken in het treur­spel, en als te­genhan-;er zon­gen en fi­gu­reer­den de tooneel­spe-ars de koren in het opera, zoo goed zij, onden.

Het was in een woon­wa­gen, zooals onze foor­rei­zi­gers nu nog ge­brui­ken, dat de 'fa­mi­lie leef­de. Ze­ke­ren avond, den 14 Ja­nu­a­ri 1901, tij­dens eene ver­toon­ing, ge­ge­ven in het diep­ste van den Texas, te Dal­las, werd gansch het ge­zel­schap ge­schorst door de voor­ba­ri­ge ge­boor­te van het kind van Mr. en Mrs. Da­niels. Men voer­de er juist: De Mas­cot­te op, en vanaf het twee­de be­drijf, kon Bet­ti­na, haar rol niet meer ver­vol­gen.

Het pu­bliek nam het geval zeer licht­jes op en de of­fi­cie­ren van het Fort Worth wil­den de ge­boor­te der nieu­we we­reld-bur­ge­res vie­ren. Eeni­ge weken later, tij­dens eene Ame­ri­kaan­sche om­wer­king van een onzer oude me­lo­dra­mas: De Kin­der­roof ster, deed Bebe Da­niels, on­danks zich­zel­ve, haar eer­ste op­tre­den op de plan­ken. 2ij schreeuw­de, riep, en spar­tel­de, ver­tolk­te ge­we­tens­vol haar rol, en be­kwam enkel van de on­der­sta­ne ont­roe­ring door zich gul­zig op de borst harer moe­der te wer­pen.

Door het gan­sche ge­zel­schap ver­af­good, was zij aldra van ie­der­een het lie­ve­lings­kind, en stil­aan begon zij deel te maken der kin­derf igu­ra­ties. Doch het was slechts op drie-ja­ri­gen ou­der­dom dat zij haar eer­ste wer­ke­lij­ke rol ver­tolk­te in: The Con­fe­de­ra­te Spy, een me­lo­dra­ma, dat

des­tijds in de Ver­ee­nig­de Sta­ten een on­ge­zien suc­ces kende.

Het klas­sie­ke treur­spel aan­vat­ten­de, ver­tolk­te Bebe de rol van den Her­tog van York in Sha­ke­spe­a­re’s Ri­chard III.

Rond 1905 namen de groote tooneel­rei-zen eene groo­te­re en weel­de­ri­ge­re uit­brei­ding. Zij deden zich niet al­leen ken­nen in de hoofd­ste­den der Ver­ee­nig­de Sta­ten, maar ook in ste­den van der­den en vier­den rang. Bo­ven­dien wer­den aan die ge­zel­schap­pen Eu­ro­pee­sche tooneel­di-va’s ver­bon­den, wat de volkstoe­loop nog, groo­ter deed wor­den. Het wais het bank­roet van Mr. Da­niels on­der­ne­ming, en zoo­ve­le an­de­re, en het ge­zel­schap werd ont­bon­den.

In 1906 vin­den wij Bebe Da­niels terug bij het ge­zel­schap Bur­bank welke haar te Los An­ge­les als eene ster « di primo car­tel­lo» deed door­gaan. En waar­lijkj op het af­fi­che was er maar een naam te ’e-zen; Bebe Da­niels, en dan in zulke blok-let­ters dat er bijna geen plaats over­schoot om toch nog maar een paar woor­den te plaat­sen.

Te dien tijde was Los An­ge­les de nij­ver­heids- en kunst­hoofd­stad van het Ame­ri­kaan­sche film­rijk nog niet ge­wor­den? Het was nog slechts een klein plaats­je, al­waar de door­rei­zen­de goud­zoe­kers, cow-boys en ge­luk­zoe­kers niet lang ble­ven pleis­te­ren.

Na drie jaren on­af­ge­bro­ken rond­rei­zerf en op­tre­den op al de toonee­len der Ver­ee­nig­de Sta­ten. Ca­na­da en Mexi­ko, zegde Bebe, op acht­ja­ri­gen ou­der­dom, het schouw­bur­g­le­ven vaar­wel.

Zij gaf hare laat­ste voor­stel­ling in .The Squaw Man, en werd door de ou­de­re kol­le­ga’s die als aan­den­ken aan hare ge­boor­te, Bebe nog immer Mas­cot­te waren blij­ven hee­ten, in tri­omf rond­ge­dra­gen.

Bebe Da­niels had de plan­ken slechts ver­la­ten om aan ki­ne­ma te gaan doen. Zij werd aan de Selig ver­bon­den, eene der oud­ste Ame­ri­kaan­sche film­uit­ge­vers-fir­ma’s en ge­du­ren­de lan­gen tijd ver­tolk­te zij er kin­der­rol­len, ’t zij van een meis­je, of van een jon­gen.

Zeg­gen wij te­vens, dat al deze fil­men on­mo­ge­lijk waren. Des­tijds waren de sce­na­rio’s zoo be­lang­rijk niet als zij het nu zijn. En ieder film­re­gis­seur draai­de er ge­mak­ke­lijk één film per week.

« KI­NE­MA­WE­RELD »

Na hare ver­bin­te­nis met de Selig Co, was Bebe een mooi jong meis­je van 16 len­ten ge­wor­den en sloot toen eene ver­bin­te­nis af met de Robin Film Co, om er onder de lei­ding van Ha­rold Lloyd, ten on­zent beter ge­kend onder den naam van aLuin, en waar­me­de zij tal­rij­ke kluch­ten draai­de, waar­in hare op­rech­te schoon­heid, haar ver­ma­ke­lijk ui­ter­lijk van kluch­tig bak­visch­je, zoozeer werd

suc­ces, maar eene op­rech­te open­ba­ring waren. Want Bebe Da­niels die ons tot * dan toe had doen la­chen, ont­roer­de het pu­bliek door haar op­recht een­vou­dig en on­ge­kun­steld spel. En hare mooie oogen, die wij zoo la­chend wis­ten, had­den zoo’n droe­vi­ge blik­ken, zoo ver­duis­terd door tra­nen, dat men, on­danks zich­zel­ve, ont­roerd werd.

Het feit, dat zij rol­len van hoog toot­oe­ge­juicht in fil­men zooals: Les Deux_ Lar­rons, Le Flirt, L’Amour s’en­vo­le, welke wij op de Pathé pro­gram­ma’s ge­zien heb­ben.

Na­dien werd Bebe Da­niels ver­bon­den aan de Pa­ra­mount. De be­roem­de film­re­gis­seur Cecil B. de Mille, die haar li­ai­ent ten zeer­ste waar­deer­de, deed haar eeni­ge dra­ma­ti­sche tooneel­spe­len draai­en onder an­de­re: Male and Fe­ma­le en Why chan­ge your wife, die niet al­leen­lijk een

neel­spel ver­tolk­te, had voor ge­volg, dat Bebe Da­niels zich een auto aan­schaf­te.

Han­dig in alle spor­ten, is zij te­vens on­ver­saagd en zij spot met de po­li­tie­re­gle-ménten zooals eene Ame­ri­kaan­sche Girl dat alléén maar kan doen.

Laats­le­den, werd zij door een po­li­cie-man ge­no­teerd we­gens over­dre­ven snel­heid en het niet ge­hoor­za­men aan een bevel tot stop­pen.

Het werd eene snel­heids­koers, een


« KI­NE­MA­WE­PELD »

dolle rit tus­schen Kaar en twee, daar­na vier, mo­to-agen­ten. Na er drie aan­ge­re­den en bui­ten strijd ge­steld te heb­ben, werd zij door den vier­de aan­ge­hou­den, ten­ge­vol­ge van een on­ge­val: de ben­zi­ne- .

ver­gaar­bak van haar auto was to­taal ledig.

Een streng pro­ces-ver­baal werd op­ge-maakt en de be­klaag­de werd ver­oor­deeld om, naar keuze, een hooge boete te be­ta­len of tot tien dagen ge­van­ge­nis­straf.

Bebe Da­niels ver­koos dfe ge­van­ge­nis.

En het was de « great event », want van hare tal­rij­ke be­won­de­raars ont­ving zij niet min dan 3,000 brie­ven, bloe­men­gar­ven, dat zij niet wist waar ze te plaat­sen, hon­der­den doozen lek­ker­nij­en, en op de toe­ge­la­ten uren, over­tal­rij­ke be­zoe­ken.

Max Lin­der, welke des­tijds in Ca­li­for-nië voor de Gol­dwyn. aan ’t draai­en was, was haar gaan be­zoe­ken en vond ze, om­ringd van eeni­ge ka­me­ra­den, ter­wijl het vrool­ij­ke ge­zel­schap, op de tonen van een pho­no­graaf, de fox-trot der bal­ling­schap aan ’t dan­sen was.

Te­vens een klein be­wijs, hoe lus­tig het er in de Ame­ri­kaan­sche ge­van­ge­nis­sen toe­gaat, zoo lus­tig zelfs, dat stug­ge lie­den, in den aard van Wood­row Wil­son, er over ont­sticht waren op de wijze waar­op ze­ke­re ver­oor­deel­den wer­den be­han­deld, en die zich eene on­ze­de­lij­ke pu­bli­ci­teit wil­den maken met de straf­fen

die zij had­den ver­diend door de niet na­vol­ging der recht­vaar­di­ge Wet­ten. Ouf!..

Arme Bebe Da­niels!

Deze jonge ar­tis­te is, wat men over­een­ge­ko­men is te noe­men, een «en­fant ter­ri­ble)). Over vier jaar, ging er geen dag voor­bij dat zij van de een of an­de­re harer tal­rij­ke aan­bid­ders niet een vurig op­ge­steld epis­tel ont­ving, naar hare hand din­gen­de, haar zeg­gen­de hoe ge­luk­kig hij zou zijn aan hare zijde te mogen leven, dit­zelf­de woe­li­ge en be­wo­gen be­staan te mogen slij­ten, dat zij in de kluch­ten met Ha­rold Lloyd zoo goed uit­beeld­de.

Om er zich voor goed van te ont­ma­ken ( en zich een wei­nig ge­noe­gen te ver­schaf­fen, ver­leen­de Bebe hem een « re­dez-vous » voor den daar­op­vol­gen­den Zon­dag bij het uit­gaan van den Tem­ple. Ge­kleed als een Qua­keTs­vrouw, werd zij door den ga­lan­ten rid­der- moei­lijk her­kend, te meer daar het bo­ven­dien door­gaans een reeds be­jaard we­duw­naar was, die droom­de een jong schep­sel­tje aan zijn lot te kun­nen ver­bin­den.

De oogen neer­slaan­de en eene hou­ding « à la Ni­tou­che » aan­ne­mend, ter­wijl zij in de hand een lij­vig ge­zan­gen­boek ge­kneld hield, ver­trouw­de Bebe Da­niels hem toe dat zij de ki­ne­ma voor goed vaar­wel zou zeg­gen de dag dat zij een ern­stig echt­ge­noot vond, die haar, ver

van de "tad, een kalm en rus­tig leven zou aan­bie­den: en dat haar droom was veel, veel kin­de­ren te heb­ben, aan de­wel­ke zij een zeer stren­ge op­voe­ding zou geven.

Haar be­won­de­raar maak­te eene diepe bui­ging en sloeg op de vlucht...

< KI­NE­MA WE­RELD »

Vele ki­ne­ma­lief­heb­bers zijn de vaste ge­dach­te toe­ge­daan dat « Bebe » maar een toe­naam is, zelfs heeft ie­der­een al in pro­gram­ma’s, op af­fi­chen o. a. ge­le­zen dat men er zelfs « Bébé » van maak­te.

Niets van dit al: «Bebe» is zelfs geen tooneel­naam, maar de ware, on­ver­val-sch­te voor­naam van Miss Da­niels. Zij werd alzoo ge­doopt en tot nu toe zag zij de nood­za­ke­lijk­heid nog niet in om die te ver­an­de­ren.

De naam «Bebe» werd haar door hare groot­moe­der, VOOR de ge­boor­te van het »wicht reds ge­ge­ven. Het goede mensch had Onidâ’a roman: Two Litt­le wooden shoes ge­le­zen en hier­in was eene ze­ke­re Bebe de hel­din. Die naam had op haar in­druk ge­maakt, en de eerst­ge­bo­re­ne, ’t zij een jon­gen of een meis­je, zou ten min­ste dan toch één voor­naam Bebe dra­gen.

Bebe Da­niels stamt af uit eene ade­lij­ke fa­mi­lie. Hare groot­moe­der, Eva de la

Kf­NE­MA­NIEUWS­JES

CECIL B. DE Ml.​LLE is een groot fi­lan­troop. Hij zegt dat de edel­ste daad, voor rijke men-schen is om arme kin­de­ren als de hunne aan te nemen. Hij zelf heeft een doch­ter­tje van 14 jaar, maar heeft bui­ten­dien nog een meis­je van 12, een jon­gen van 9 en een baby van 1 jaar aan­ge­trok­ken als zijn eigen kin­de­ren. Hij ver­klaart dat kin­de­ren aan­ne­men niet al­leen be­staat in dezen te klee­den en te voe­den, maar ze te be­min­nen zooals hun eigen vader en moe­der zou ge­daan heb­ben. Hij voegt er bij dat het veel aan­ge­na­mer is kin­de­ren te adop-tee­ren dan oude schil­de­rij­en te koop­en.

TVLLY MAR­SHALL, de oude « scout » in De Ka­ra­vaan naar het Wes­ten had het, tij­dens de op­na­me van dien film niet onder de markt. Op het­zelf­de tijd­stip draai­de hij nog in vijf an­de­re fil­men. In de eene was hij een «Ko­ning van Frank­rijk, in een an­de­re een « Jood­sche •woe­ke­raar », dan weer in een an­de­re een « opi­um-smok­ke­laar », dan nog een « On­der­wij­zer en een « Klui­ze­naar uit de Mid­del­eeu­wen ». Vol­gens hem was dit wel een beet­je te veel, waar­aan hij zich niet meer wagen zal.

JEAN LAMON BIJ DOU­BLAS FAIR­BANKS

Met ge­noe­gen kun­nen wij me­de­dee­len dat den heer Jean Lamon, ei­ge­naar van Ki­ne­ma Mo­dern Pala­ce, te Me­che­len, bij zijn za­ken-be­zoek te Pa­rijs, in de ge­le­gen­heid kwam een on­der­houd te heb­ben met den film­ar­tist Dou­g­las Fair­banks; laatst­ge­noem­de, welke op het oog­en­blik in het Hôtel Royal Ca­ril­lon, te Pa­rijs, zijn in­trek heeft ge­no­men, ont­ving onzen vriend Lamon met de mees­te wel­wil­lend­heid en toon­de zich zeer be­lang­stel­lend in alles wat voor België op film­ge­bied ge­daan wordt; in

Plaza Grif­fin, doch­ter van den Spaan-schen gou­ver­neur van Co­lom­bia, (Zuid-Ame­ri­ka) huwde des­tijds de Ame­ri­kaan­sche kon­sul van Bue­nos Ayres, wat de ont­knoo­ping was van eene der meest be­roem­de we­der­land­sche lief­de­ge­schie­de­nis­sen. ,

Om te ein­di­gen, zul­len wij hier eeni­ge van Bebe’s voor­naams­te fil­men, voor Pa­ra­mount ge­draaid, op­noe­men:

Bui­ten de reeds ver­mel­de Male en Fe­ma­le en Why chan­ge your wife, heb­ben we: Every woman, Vice; The af­fairs of Ana­tol; Sick Abed; The Dan­cing Fool; Oh! Lady, Lady!; Ducks and Dra­kes; One Wild Week; The Speed Girl; Nancy from Now­he­re; The Game Chic­ken; Nice Pe­o­p­le; Pink Gods; Sin­ged Wings en No­to­riet.

Miss Da­niels is nog on­ge­huwd. Zij meet 1 m. 62, heeft zwart haar en zwar­te oogen en weegt rond de 65 kgr.

NEMO.

het bij­zon­der be­toon­de hij zich aan­ge­daan, en liet zich hier dan ook over uit, dat juist België in alle op­zich­ten ook veel be­lang stel­de in zijn per­soon en zijn fil­men, het­welk hij kon op­ma­ken uit de da­gelljk­sche brie­ven welke hem uit alle oor­den van het land wor­den toe­ge­zon­den.

Hij vroeg aan den heer Lamon of hij zijn tolk wilde zijn bij de Bel­gi­sche vriend­jes en vrien­din­ne­tjes om zijn har­te­lij­ken en wel­ge-meen­den dank over te bren­gen. Naar aan­lei­ding nu van dit laat­ste werd ons ver­zocht onder Ki­ne­ma­nieuws­jes het bo­ven­staan­de in te las­schen.

HET VOL­GEN­DE IS VOOR­GE­VAL­LEN op de Ame­ri­kaansch-Ca­na­dee­sche grens: De po­li­tie was op zoek naar een ge­hei­me sto­ke­rij van whis­ky. De uit­sla­gen waren steeds ne­ga­tief. Ze­ke­ren mor­gen, zeer vroeg, be­merk­ten zij een wagen zwaar ge­la­den, waar­op per­so­nen zaten met ver­dach­te ge­zich­ten en be­we­gin­gen. Deze wagen ver­dween in een bosch, welke halt hield op een open vlak­te voor een huis­je. De po­li­tie, welke hen ge­volgd had, wacht­te op ver­ster­king om in den na­mid­dag de bende te om­sin­ge­len. Hoe groot was hun ver­ba­zing, toen ze eens­klaps voor ar­ties­ten van Pa­ra­mount ston­den, welke aan het < draai­en » waren.

HAR­NEY BER­NARD, welke men nu zien kan in de film » Pot­ash and Per­l­mut­ter » in de rol van «Abe Pot­ash», is, naar wij ver­ne­men, jjes­tor­ven in zijn huis te New-York, aan pneu­mo­nia. Het was Mr. Ber­nard welke op het Ar­ne­ri­kaansch tooneel die rol creëerde en daar­me­de ie­der­een aan het la­chen bracht met zijn aar­di­ge ver­tol­king. Zijn dood werpt de plan­nen van Gol­dwyn omver, om’ dezen ar­tist, te amen met Alexan­der Carr, in een nieu­we film to laten op­tre­den, na­me­lijk <- Pot­asch and Per­l­mut­ter te Hol­ly­wood ».


KI­NE­MA­WE­RELD »

& (L’OMBRE DU BON­HEUR)

Sce­na­rio en Tooneel­schik­king van Gas­ton Roudes.

Ope­ra­teur: Al­bert Brès.

ROL­VER­DEEL­ING:

Co­let­te Vin­cent .... Fran­ce Dhélia

Clau­de Honorât .... Con­stant Rémy

Dou­dou, doch­ter van Clau­de .. Régina Du­mien

Sil­vio de Pe­dro­so .... Jean De­val­de

Mevr. de Pe­dro­so .... Maggy Del­val

Chris­ti­ne de Pe­dro­so .... Si­mo­ne Ma­reuil

Joa­chim .... Léonce Car­gue

De Dok­ter .... An­ge­ly

en met de ge­waar­deer­de me­de­wer­king van den heer Jo­seph Paquin in de rol van den ei­ge­naar van het Mo­de­ma­ga­zijn Paquin te Pa­rijs.

Het be­drij­vi­ge Pa­rijs ont­waakt. Man­nen en vrou­wen spoe­den zich naar hun werk. Co­let­te Vin­cent en Clau­de Honorât kui­e­ren zijde aan zijde. Co­let­te is eer­ste werk­ster in het be­faam­de klee­der­ma­ga­zijn van Jozef Paquin. Clau­de be­hoort onder de voor­treffélijk­ste werk­lui van den Mees­ter ij­zer­han­de­laar Edgar Brandt: bei­den koes­te­ren voor 'el­kaar een in­ni­ge

een klein vrouw­tje en acht zich ge­nood­zaakt be­hulp­zaam in het huis­hou­den te zijn.

Een massa klien­ten ver­dringt zich in de sa­lons van Jozef Paquin. Een jong tit­taché bij een ge­zant­schap, Sil­vio de Pe­dro­so, ver­ge­zelt er zijn moe­der en zus­ter, welke en­ke­le dagen bij hem te Pa­rijs zijn komen door­bren­gen. Hij merkt Co­let­te onder de ver­koop­sters, de eer­ste werk­sters en de man­ne­quins op. De om­stan­dig­he­den zijn hem gun­stig. Het jonge meis­je dient menig be­zoek in het hotel der Pe­dro­sos af te leg­gen om kleedings­stuk­ken aan te pas­sen en te wij­zi­gen. Zij oe­fent op Sil­vio de groote be­ko­ring der Pa­ri­si­en­ne uit. Een dag ver­klaart de jonge man haar zijn ge­voe­lens.

Dit al­le­daag­sche avon­tuur was de eer­ste blad­zij van het be­lang­rijk­ste hoofd­stuk uit het leven van Co­let­te en Sil­vio.

In­der­daad. De ge­beur­te­nis­sen volg­den el­kaar snel op. De moe­der en de zus­ter van Sil­vio keeren terug naar Ame­ri­ka. In­mid­dels wis­se­len bei­den dc ver­lo­vings­be­lof­te. Hij sçieekt Co­let­te vaar­wel te zeg­gqr aan haar ate­lier. De jonge werk­ster raad­pleegt haar groo­ten vriend Clau­de. Dou­dou, die het ge­sprek heeft af­ge­luis­terd stot­tert: « Ik dacht... ik dacht... dat gij goed zoudt zijn... » en breekt in snik­ken uit. Clau­de troost haar. Co­let­te zal hen niet ver­la­ten. Zij be­hoort im­mers even­eens aan de Ar­beid, aan bet Ate­lier. Zon­der om­we­gen ver­klaart Clau­de aan zijn vrien­din dat zij lie­ver een flink jonk­mensch huwen moet, die werkt en het­zelf­de leven als zij leidt!

Kor­ten tijd daar­na ver­trekt Sil­vio terug naar Ame­ri­ka om en­ke­le geld­za­ken te re­ge­len en

vriend­schap: Ge­bu­ren op de­zelf­de rus­ting wer­den zij door het ruwe lot ge­trof­fen. Het meis­je ver­loor haar moe­der en bleef een­zaam ach­ter. De jon­ge­ling zag zijn teer­be­min­de moe­der door een snel­le ziek­te van prils weg-ge­rukt.

Dou­dou, het schat­tig kind­je van Clau­de, is noch­tans de troost dér twee on­ge­luk­ki­gen ge­wor­den: Het relt acht jaar. Op­ge­voed in de school van het on­ge­luk, denkt het zich reeds

maat­re­ge­len tot zijn hu­we­lijk te tref­fen. Hij ver­trouwt Co­let­te toe aan Joa­chim, zijn se­cre­ta­ris en te­vens zjin vriend. Deze moet Co­let­te voor­be­rei­den tot een nieuw be­staan van weel­de en mon­da­ni­teit.

Aan­van­ke­lijk loopt alles zacht­jes van de hand. Wel­dra ech­ter be­drukt de dwang en het niets­doen haar ge­moed. Het ver­lan­gen ont­waakt om haar vrien­din­ne­tjes terug te zien en nog eens in het vroe­ge­re mid­den te leven. Zij

< KI­NE­MA­WE­RELD »

keert naar de Cas­ti­gli­o­ne­straat terug. De on­voor­zie­ne af­we­zig­heid ver­klaart zij aan haar mees­ter: zij was aan ’t ziek­bed ge­roe­pen ge­wor­den van een fa­mi­lie­lid in de pro­vin­cie. Haar be­zoek is slechts van kor­ten duur. Nog den­zelf­den avond wil ze de werk­plaats ver­la­ten; maar Jo­seph Paquin heeft een drin­gen­de be­stel­ling. Hij dwingt Co­let­te het werk te her­vat­ten. Tegen haar wil in zet ze zich op­nieuw aan ’t werk

Ver­vol­gens brengt ze een be­zoek bij Clau­de. Haar oude vriend en de klei­ne Dou­dou ont­van­gen haar op vreug­de­kre­ten en vol teer­heid. Zij ver­telt haar ont­vluch­ting. Clau­de is in de hoog­sten hemel dat zijn voor­spel­ling be­waar­heid werd.

In het hotel Pe­dro­so wacht Joa­chim met den angst in het hart op zijn leer­ling. Slechts diep in den nacht, be­reikt Co­let­te in ge­zel­schap van Clau­de haar wo­ning: Joa­chim ligt op loer en be­merkt bei­den in de straat. In zijn oogen is Co­let­te schul­dig. Hij re­kent het tot zijn plicht Sil­vio van zijn ver­moe­dens op de hoog­te te stel­len.

Vanaf dit avon­tuur neemt Joa­chim een koe­le­re hou­ding te­gen­over Co­let­te aan. Zij merkt het op. Voor haar hu­we­lijk heeft ze nog een on­der­houd met Clau­de. Co­let­te licht hem over Joa­chim’s han­del­wij­ze in. Voor de laat­ste maal om­helst haar Dou­dou. Na haar ver­trek be­grijpt en voelt Clau­de eerst hoe diep en op­recht zijn lief­de voor Co­let­te is. Dou­dou ont­dekt het ge­voel van haar vader en deelt in zijn smart.

In het hotel Pe­dro­so slèept het leven van Co­let­te zich jam­mer­lijk voort. ;

Clau­de kan zijn ge­voel niet over­mees­te­ren. Ze­ke­ren dag biedt hij zich bij Co­let­te aan; hij be­vindt zich vóór zijn groote vrien­din, die eerst dacht dat Dou­dou in ge­vaar ver­keer­de. Clau­de stelt haar noch­tans ge­rust. Zij on­der­vraagt hem. Clau­de durft niet ant­woor­den. Hij waagt het niet de ware oor­zaak van zijn be­zoek be­kend te, maken.

Sil­vio keert van Ame­ri­ka terug. Hij treedt on­ver­wachts het hotel bin­nen. Joa­chim ont­vangt hem. Hij wil niet­te­gen­staan­de den weer­stand van zijn be­dien­de de eet­zaal bin­nen­drin­gen. Plots be­merkt hij het scha­duw­beeld van Co­let­te in Clau­de’s armen. Hij lost een re­vol­ver­schot in hun rich­ting; Co­let­te snelt op hem toe. Hij grijpt haar bij de pol­sen en roept:

« Dit is uw min­naar! » Co­let­te is ver­ont­waar­digd en ont­kent uit al haar macht. Clau­de smeekt Co­let­te, hem even met Sil­vio al­leen te laten. Een hef­tig tooneel volgt tus­schen beide man­nen: Clau­de be­kent zijn lief­de voor Co­let­te. Hij schreeuwt Sil­vio toe: « Ik bemin haar. U kunt me zulks niet ver­hin­de­ren. »

Bloed­drop­pe­len leken op den grond. Sil­vio be­merkt ze Hij schrikt op. Clau­de ver­klaart in het aan­schijn van den dood, dat Co­let­te rein is en... be­zwijkt. Sil­vio is over­won­nen. De aan­doe­ning be­roert zijn hart. Hij brengt de hand aan het hoofd en vraagt zich af: wat helj ik ver­richt? Hij be­veelt Joa­chim den dok­ter te halen.

Co­let­te snelt gek van angst toe: zij werpt zich aan de voe­ten van Clau­de. Zij be­grijpt dat hij ge­wond is. Clau­de in een laat­ste krachts­in­span­ning ver­langt naar zijn wo­ning te wor­den over­ge­bracht: Sil­vio buigt onder de smart en wroe­ging het hoofd. Hij staat als aan den grond vast­ge­klon­ken.

Co­let­te zit aan Çlaude’s lij­dens­spon­de: zij weet dat zijn wonde doodelijk is. Zij over­mees­tert haar smart, lpudt de tra­nen op en toont een rus­tig wezen. '

Eeni­ge dagen later, een avond... vie­ren Co­let­te en Sil­vio hun ver­lo­vings­feest. De por­tier val­len­de ver­stoort ech­ter de vreug­de: hij meldt dat zijn huur­ling op ster­ven ligt: Clau­de wen­scht nog een­maal Co­let­te terug te zien.

Co­let­te snelt op den op­per­sten roep toe. Clau­de vraagt haar be­scher­ming voor Dou­dou, de op­of­fe­ring van een be­staan, rijk aan weel­de en ver­ma­ke­lijk­he­den, dat niet voor haar ge­schikt is. Co­let­te legt den eed af zich met hart en ziel voor Dou­dou op te of­fe­ren. Een nieuw ma­te­loos en bo­ven­men­sche­lijk ge­voel heeft zich in haar ge­o­pen­baard: de Moe­der­lij­ke lief­de. Zij neemt Dou­dou in haar armen en zegt: « Noem mij moe­der! »

Deze Fran­sche pro­duc­tie, waar­in de be­ken­de Fran­ce Dhélia de hoofd­rol ver­tolkt, staat be­kend als een der beste voort­breng­se­len der ki­ne­ma­nijver­heid. De beste ar­tis­ten bui­ten­dien heb­ben er aan me­de­ge­werkt, waar­door deze film be­schouwd wordt als een der schoon­ste schep­pin­gen, in den laat­sten tijd voort­ge­bracht.

Soc. Générale Cinéma­to­grap­hi­que

153-155, rue Neuve, BRUS­SEL

KI­NE­MA­NIEUWS­JE

7 VOTt SO VELU) ver­telt een an­ec­dootje, het­geen waar ge­beurd is:

Ie film­ac­teur: « Hallo, oude jon­gen, ik heb uw doods­be­richt toch in de ga­zet­ten ge­le­zen? » 20 film­ac­teur: « Ja, beste vriend, maar ge ziet ik ben niet dood. Dit was de eeni­ge ma­nier om over mij een wei­nig pu­bli­ci­teit te heb­ben. »

DOOIi de we­ten­schap­pe­lij­ke waar­de van de film « Litt­le Old New-York » heeft men een copij van deze pro­duc­tie in de New-Yor­ker ar­chie­ven ge­plaatst van het Ame­ri­can Mu­se­um van Na­tuur­lij­ke Ge­schie­de­nis.

TOM MIX heeft reeds voor al zijn fil­men meer dan 100 som­bre­ro’s (cow-boy hoed), ge­bruikt.

LEEST!! KOOPT I !

DE VER­TEL­SELS VAN

RARE MARUS

CE LUI­MI­GE REVUE VAN

” DE SNUI­VER ”

OVER - t_ TE VER­KRIJ­GEN

50 CEN­TIEM


Dok­ter Lud­wig von Saul­bourg be­steedt zijn tijd en zijne phar­ma­ceu­ti­sche we­ten­schap aan de ver­ple­ging van een jong meis­je — het­wel­ke hij' ern­stig ziek ver­klaard — en ieder jaar be­loopt zijn ho­no­ra­ri­um dui­zen­den dol­lars.

De no­ta­ris — een oude vriend der fa­mi­lie — raad den vader aan een ander dok­ter bij te halen, maar Dr von Saul­bourg be­sluit de zieke naar zijn ge­zonds­huis te laten bren­gen. Het zoo­ge­zeg­de zieke meis­je werd haar nieu­wen leef­re­gel al gauw moede, en wan­neer men haar naar huis voer­de, stapt zij even af in het dorp van Mag­nolie Me­a­dows.

In dit dorp­je woont Dr Jack­son — door ieder « Dr Jack » ge­noemd. De jonge dok­ter ver­pleegt zijne zie­ken op na­tuurl jke wijze en zijne min­zaam­heid was in de gan­sche streek be­kend.

Allen wil­len door Dr Jack ver­pleegd wor­den. Hij al­leen is reeds een on­ver­ge­lij­ke­lijk ge­nees­mid­del.

Dr Jack werkt alle dagen 24 uur en om geen tijd te ver­lie­zen neemt hij zijn mor­gen­maal in een her­berg op ’t dorp. Daar was het, dat hij het zieke meis­je in ge­zel­schap van haar vader en Dr von Saul­bourg ont­moet­te.

Wan­neer de no­ta­ris — door de kracht­da­dig­heid der me­tho­de Jackt over haalt — hem aan zijn doch­ter voor­stel­de, was Dr von Saul­bourg geërgerd.

Dr Jack on­der­zocht de oogen der zieke — hoe zou het jonge meis­je door zulk een blik niet ont­roerd wor­den?

Hij, wier te­gen­woor­dig­heid al­leen noodig was om an­de­re zie­ken te ge­ne­zen, was... op zijne beurt aan­ge­tast! En hij werd door­ge­zon­den.

Doch Dr Jack was ge­ko­men om het meis­je te ver­ple­gen en on­danks alles, zou hij het toch doen.


< KI­NE­MA­WE­RELD »

Het nieu­we Pro­gram­ma der Fa­mous Play­ers-Las­ky

1924-25 (PA­RA­MOUNT) 1924-25

j\ ARA­MOUNT heeft geen in­lei-1*“ ding noodig. De voor­uit­gang van 3L deze firma, op ge­bied van reu­zen­fil­men, en een blik op hun nieu­we lijst voor het sei­zoen 1924-25, be­gin­nen­de in de maand Sep­tem­ber, en dit voor de eer­ste drie maan­den, zeg­gen meer dan Bar­num-rek­laam.

GLO­RIA SWAN­SON

Sa­voir en be­haal­de in Lon­den, ver­le­den sei­zoen, tri­omf op tri­omf. Haar twee­de film is Zaza, een Allan Dwan-voort-brengst, en welk bij ieder ge­kend is als een suc­ces van alle schouw­bur­gen. Voor Glo­ria Swan­son is dit een gansch nieu­we rol; men heeft dan ook al ge­daan wat mo­ge­lijk is om Zaza als’ film­spel meer. bij­val te doen be­ha­len dan het be­leef­de als tooneel­spel.

Den wel­be­ken­den en ge­lief­koos-den ar­tiest, Tho­mas Meighan, is ge­last met een ka­rak­te­ris­tie­ke film, Woman Proof (Be­wijs der Vrouw), door Ge­or­ge Ade. Tom is een der beste film­spe­lers en Ge­or­ge Ade een der beste schrij­vers; beter com­bi­na­tie kan men zich niet in­den­ken. De in­houd loopt rond een laat­ste wils­be­schik­king van een vader, welke zegt dat zijn geld niet mag uit­ge­reikt wor­den of zijn kin­de­ren moe­ten ge­huwd zijn.

Als bij­zon­der­heid dient ver­meld, den te­rug­keer van Wil­li­am S. Hart; het de­buut van Dou­g­las Fair­banks ju­ni­or onder Pa­ra­mount’s vlag; eene van Ru­dy­ard Kip­ling’s on­ster­fe­lij­ke wer­ken, ver­an­dert in fo­to­spel, en last not least, het vaste en­ga­ge­ment van Er­nest Tor­ren­ce, welke een ver­dien­de bij­val be­haalt met zijn ver­tol­king in The Co­ver­ed Wagon (De Ka­ra­vaan naar het Wes­ten).

Glo­ria Swan­son ver­schijnt in twee nieu­we fil­men, de­wel­ke over­een­stem­men met het ka­rak­ter dezer ac­tri­ce. De eer­ste: Blue­be­ard’s Eighth Wife (De Acht­ste Vrouw van Blauw­baard), is ge­trok­ken uit het the­a­ter­stuk van Al­fred

BEBE DA­NIELS

Ari­zo­na, het hart van het Wes­ten, wordt ver­eeu­wigd door twee fil­men, ge­trok­ken uit boe­ken van Zane Grey. The

« KI­NE­MA­WE­RELD »

Call of the Can­y­on (De Roep van den Can­y­on), een waar­dig te­gen­han­ger van To the Last Man (Tot den Laat­sten Man). Het is de ge­schie­de­nis van een jazz-gek New-York en de ruwe Far-West, in wel­ker beide pha­sen voor­ko­men Ri­chard Dix, Lois Wil­son en Mar­jo­rie Daw. De an­de­re film, The Heri­ta­ge of the De­sert (De Er­fe­nis van de Woes­tijn), wordt be­stuurd door Zane Grey zelf, welke de ver­tol­kers mede nam naar de plaats der han­de­ling. Als ver­tol­kers wor­den ge­noemd Bebe Da­niels, Er­nest Tor­ren­ce, Noah Beery en Lloyd Hug­hes.

Op zijn ac­tief komen weer twee bij­zon­de­re pro­duc­tie’s. De eer­ste, Rug­gles of Red Gap (Rug­gles van de Roode Ga­ping) door Harry Leon Wil­son, welke met de Rug­gles Serie de gan­sche we­reld.

LOIS WIL­SON

aan het la­chen brengt. De rol­ver­deel­ing~ is in han­den van Er­nest Tor­ren­ce, Lois Wil­son, Frit­zi Ridg­way, Char­les Ogle, Ed­ward Hor­ton en Loui­se Dres­ser. De.

MEK3HAN

star­ring in -

PA­RA­MOUNT PIC­TU­RES

Er­nest Tor­ren­ce maakt een an­de­re ver­schij­ning en wel in West of the Water Tower (Ten Wes­ten van den W toren); als « star » hier­in komt voor Glenn Hun­ter, welke een cre­a­tie maak­te van Mer­ton on the Mo­vies (Mer­ton op de Film) op het Ame­ri­kaansch tooneel. May Mac Avoy, Ge­or­ge Fa­w­cett en Zasu Pitts spe­len mede in dit drama van jeug­di­ge lief­de.

Dan heeft men den on­ver­moei­ba­ren James Cruze, welke ons voor­stel­de De Ka­ra­vaan naar het VFes­ten en­Hol­ly­wood.

twee­de pro­duc­tie van James Cruze is To the La­dies (Aan de Damen), met Ed­ward Hor­ton, The­o­do­re Ro­berts, Helen. Je­ro­me Eddy en Loui­se Dres­ser.

CON­RAD NAGEL


« KI­NE­MA­WE­RELD »

Ook weten wij reeds dat Pola Negri prach­tig is in Bella Donna en The Cheat (For­fai­tu­re), maar in The Spa­nish Dan­cer (De Spaan­sche Dan­se­res), naar het ge­ken­de stuk Don Cesar de Bazan, zien wij een gansch an­de­re Pola; haar part­ner is An­to­nio Mo­reno.

POI.A NEGRI

Allan Dwan maak­te zijn naam als re­gis­seur met Robin Hood; nu is ieder be­nieuwd hem te zien met zijn Pa­ra­mount-film Law­ful Lar­ce­ny (Wet­te­lij­ke Dief­stal), een the­a­ter­suc­ces, met in de hoofd­rol­len Nita Naldi, Hope Hamp­ton, Lew Cody en Con­rad Nagel.

Dan komt de no­vel­le van Ru­dy­ard Kip­ling op de film; het is de ge­schie­de­nis van het Bo­he­mer­le­ven, woes­tijn­zand en Lon­den­sche stu­dio’s; daar­in zul­len wij de vol­gen­de film­ster­ren aan het werk zien: Jac­que­li­ne Logan, Percy Mar­mont, Si­grid Holm­quist en David Tor­ren­ce. Re­gis­seur Ge­or­ge Melf­ord.

Een nieu­we « star », en in zijn eer­ste film Step­hen Steps Out, is Dou­g­las Fair­banks ju­ni­or. Met den glim­lach en de be­kwaam­he­den van zijn vader, lijdt het­geen twij­fel of den jon­gen Doug zal in deze film, naar de no­vel­le The Grand Cross of the Cres­cent (Het Groot Kruis van het Turk­sche Rijk), door Ri­chard Har­ding Davis, alle ki­ne­ma­lief­heb­bers ver­o­ve­ren.

Na een lange af­we­zig­heid krijgt men Wil­li­am S. Hart terug op het zil­ve­ren scherm, het­geen vele lief­heb­bers zal ver­heu­gen. Zijn her­ver­schij­ning is in de film Wild Bill Hic­kok, een ge­schie­de­nis uit de be­wo­gen dagen van de vroe­ge­re Far-West.

Sinds Het Mi­ra­bel en Hu­mo­resque heeft men in dien aard geen fo­to­spel meer gehad. Welnu, Big Bro­ther (Groo-ten Broer) zal dit­maal deze twee suc­ces­vol­le ban­den komen ver­voe­gen. De han­de­ling, door Rex Beach, zal ons de-wa­re on­der­we­reld laten zien, zooals die vroe­ger nooit ver­toond werd. (r

Dit pro­gram­ma toont ons dus nog­maals, welke voor­uit­zich­ten de Fa­mous Play­ers-Las­ky heb­ben, en welke mach­ti­ge maat­schap­pij zij is. P. D. G.

De Twee Ver­stoote­lin­gen en Je­alous Hus­bands

De Fran­sche film­maat­schap­pij Phocéa Ti­eeft een pro­ces in­ge­span­nen tegen de Ame­ri­kaan­sche As­so­ci­a­ted First Na­ti­o­nal Pic­tu­res van New-York.Naar het heet zou de laat­ste maat­schap­pij de film Je­alous Hus­bands (Ja­loer­sche Echt­ge-noo­t­en) de we­reld in­ge­zon­den heb­ben, waar­toe zij het recht niet heeft, aan­ge­zien deze film niet meer of min­der is,

dan Les Deux Gos­ses (De Twee Ver­stoote­lin­gen), het mees­ter­werk van Pier­re De­cour­cel­le, en waar­van Phocéa het recht voor de gan­sche we­reld ge­kocht heeft.

Op de vol­gen­de ma­nier kwam de zaak aan het licht:

M. Louis Mer­can­ton, de be­ken­de re­gis­seur, uit­ge­ko­zen om Les Deux Gos­ses

< KI­NE­MA­WE­RELD »

op het doek te bren­gen, en M. Lau­rent, be­stuur­der van Phocéa, be­ga­ven zich naar Lon­den om eeni­ge «hoek­jes» op te zoe­ken, daar er som­mi­ge toonee­len spe­len in deze stad, als­ook om eeni­ge En-gel­sche ar­tis­ten daar­voor aan te wer­ven. Deze beide hee­ren, op En­gel­schen bodem aan­ge­ko­men; wer­den ge­vraagd of zij de nieu­we film van Mauri­ce Tour­neur reeds ge­zien had­den, omdat de in-houd daar­van gansch over­een­stem­de met hun te draai­en pro­duc­tie; die film heet Je­alous Hus­bands, uit­ge­ge­ven door First Na­ti­o­nal, waar­van er te Lon­den een bij-( mis be­staat.

M.M. Mer­can­ton en Lau­rent be­ga­ven zich naar het bu­reel van First Na­ti­o­nal, al­waar hun zeer hof­fe­lijk de film ver­toond werd. Er was geen twij­fel mo­ge­lijk, het was wel de­ge­lijk het sce­na­rio van The Two litt­le Va­gabonds, het be­roem­de the­a­ter­stuk, de En­gel­sche aan­gen aan­gaan­de de plan­nen van Phocéa tot het draai­en van Les Deux Gos­ses.

De rol­ver­deel­ing zal Fran­co-En­gelsch zijn, daar ver­schil­len­de toonee­len over het Ka­naal ge­no­men wor­den. De groote ve­det­te Yvet­te Guil­bert heeft kont­rakt geteek­end om de rol te creëeren van «Zéphy­ri­ne»; Gémier speelt de rol van «De Slak», de klei­ne Jean Fo­rest, deze uit «Crain­que­bil­le» zal «Clau­di­net» ver­tol­ken; deze straat­jon­gen (?) zal de En­gel­sche taal aan­leeren daar de an­de­re, «Fan­fan» En­gelsch is, Lewis Shaw welke te Lon­den woont; deze van zij­nen kant zal zich op het Fransch toe­leg­gen. Mar­jo­rie Hume en Car­ly­le Blac­kwell, En­gel­sche film­ster­ren, zijn ook reeds aan­ge­wor­ven. Be­ken­de Fran­sche ar­tis­ten heb­ben ook kont­rakt geteek­end. De klei­ne Jean Mer­can­ton maakt ook deel uit van Les Deux Gos­ses, de­zelf­de welke zijn de­buut op hét witte doek maak­te, op

, Èmily fitz­r­ciy and. Ben Alexan­der /«“Je­alous H as bands"

pas­sing van den heer Arthur Shir­ley, van Les Deux Gos­ses.

Den 12en Fe­bru­a­ri werd Je­alous Hus­bands als proef ge­draaid en den 26n Mei zou hij voor het eerst in het pu­bliek ver­toond wor­den. On­mid­del­lijk wer­den de noodi­ge wet­ti­ge maat­re­ge­len ge­no­men voor alle lan­den waar de film zou ver­schij­nen.

Wij laten hier ver­de­re in­lich­tin­gen vol­den ou­der­dom van twee maan­den, en wel met Réjane in de film Mi­ar­fya. Dit kind, nu 4 jaar zijn­de, zal «Fan­fan» ver­tol­ken in het voor­spel van De Twee Ver-stooteBn­gen.

Dit ge­zegd heb­ben­de, wach­ten wij zeer be­nieuwd den uit­slag van het pro­ces, het­welk reeds gaan­de is, en wen­schen voor beide maat­schap­pij­en dat alles zich ten goede mag schik­ken. P. D. G.


14

« KI­NE­MA­WE­RELD »

Onze Ciné-Ro­mans

In den Wer­vel­storm

(The Old Ho­mestead - Sous la Ra­fa­le)

be­werkt naar het sce­na­rio van de Pa­ra­mount-iilm door Ed. Neorg

;5e VER­VOLG)

Wan­neer Ro­si­ne Blai­ne te Gan­zey den trein nam, 'bouw­de zij niet veel op de be­lof­ten van Lem Hol­brook. Zj wist, goed dat de laffe kerel haar als speel­pop ge­bruikt had en zich van haar wilde ont­ma­ken. Haar eenig doel was om Lem aan zijn plich­ten te doen her­in­ne­ren, om het wicht­je dat moest ge­bo­ren war­den. Zij zou dan ook, in­dien hij niet naar Bos­ton kwam. naar Gan­zey terug keeren en het schan­daal trot­see­ren.

Lem, van zijn kant, ge­loof­de haar daar­toe niet ui staat. Hij ge­loof­de in de ka­rak­ters der man­schen, voort­gaan­de op het zijne. Drie­maal zou hij haar een wei­nig geld zen­den ver­ge­zeld van an­de­re be­lof­ten, om ten laat­ste niet meer aan dit avon­tuur te den­ken.

Twee dagen na haar aan­komst te Bos­ton, begaf Ro­si­ne zich per toéval naar het post­bu­reel. Een brief lag er voor haar be­stemd. Zij ver­wacht­te er zich niet aan dat Lem haar wer­kel jk nieuws zond. Haas­tig open­de zij den om­slag maar vond een naam­loos brief­je met de vol­gen­de woor­den:

« Ge­duld, alles gaat goed, maar voor­zich­tig­heid is noodig om tot het ver­lang­de doel te ge­ra­ken. Zal vol­gen­de weck op­nieuw schrij­ven. »

Ro­si­ne Blai­ne voel­de zich rood wor­den van ver­ont­waar­di­ging. Voor wie dan nam die el­len­de­ling haar? Haar een aal­moes stu­ren met een ver­draaid ge­schrift!

Gansch onder den in­druk sloeg het meis­je den weg in naar haar een­vou­di­ge wo­ning. Zij wist nog niet wat on­mid­del­lijk te be­slui­ten, maar daar zou het er in elk geval niet bij blij­ven.

In haar kamer wierp zij zich in een ouden zetel; on­wil­le­keu­rig nam zij een dag­blad, het­welk haar huis­mees­te­res tij­dens haar af­we­zig­heid daar ge­legd had, en sloeg het open zen­der te lezen; maar plots vie­len haar oogen op het woord « Gan­zey » en staar­de dit ver­won­derd aan. Daar­op las zij:

« Een dief­stal van 2000 dol­lars is er ge­pleegd, op Woens­dag 17, tus­schen 8 en 10 uur des avonds, in de ma­ga­zij­nen van Ephrem Hol­brook, de wel­ge­ken­de ei­ge­naar. De dader moet ie­mand zijn, goed op de hoog­te van het ma­ga­zijn.

Om­trent dezen dief­stal ston­den er geen bij­zon­der­he­den in, het­geen dan ook de ge­wo­ne le­zers van de « Bos­ton Daily. News » geen be­lang in­boe­zem­de.

Doch, Ro­si­ne Blai­ne schrik­te op; Woens­dag 17 was juist de dag waar­op zij Gan­zey ver­la­ten had; het was juist tus­schen 9 en 10 uur dat Lem bui­ten­ge­ko­men was, haar ge­leid had door don­ke­re straat­jes en in een duis­ter hoek haar de 300 dol­lars had over­han­digd; zij had een ern­sti­ge reden om te be­grij­pen waar­om hij niet wilde op­ge­merkt wor­den. Zij her­in­ner­de zijn ang­sti­ge hou­ding, en ook dat hij de mor­gens van den­zelf­den dag, ver­klaar­de geen geld te be­zit­ten. Alles in haar zegde haar dat Lem zelf de schul­di­ge was van den dief­stal van de 2000 dol­lars.Dus, de vader van het kind, dat ging ge­bo­ren wor­den, was een dief... hij was een dî%f ge­wor­den om zich van dit kind en de moe­der te ont­ma­ken.

De ver­ach­ting, welke zij voor Lem ge­voel­de, ver­an­der­de nu in vrees. Plots nam zij het be­sluit zelf van dien eer­loozen kerel af te zien en zich moe­dig aan het werk te zet­ten om haar kind een op­voe­ding te geven. Uit fier­heid zelfs, zou zij geen be­roep doen op haar groot­moe­der, aan wie .zij ge­zegd had dat een vrien­din uit Bos­ton haar ver­zocht had eeni­ge weken bij haar door te bren­gen... Later zou zij wel ver­der zien...

Lem was ver­won­derd en zelfs on­ge­rust over het lange stil­zwij­gen van Ro­si­ne. Twee brie­ven met een wei­nig geld, ip­ge­zon­den alle 15 dagen, ble­ven on­be­ant­woord. Het meis­je had ze ont­van­gen maar deze met mis­prij­zen ver­scheurd; het geld had ze aan arme lie­den uit­ge­deeld.

I)e schurk vroeg zich ang­stig af of dit stil­zwij­gen van zijn slacht­of­fer niet de voor­bo­de was van een na­de­rend on­weer. Doch. de dagen volg­den el­kaar op zon­der nieuws van haar. Ten slot­te wreef hij zicli de han­den en be­dacht dat hij goed ge­daan had, met de vrou­wen zoo te be­han­de­len zooals zij ver­die­nen. Zij zou wel ander cc stof » ge­von­den heb­ben om zich te troos­ten. Wel­dra dacht hij niet meer aan de on­ge­luk­ki­ge, wier be­staan hij ge­bro­ken had.

Op de hoeve van Whit­comb ging liet leven zijn ge­wo­nen gang, even­als vroe­ger. Daar was het. dat men van Ruben niet de min­ste tij­ding ont­ving.Non­kel Jos, zelf be­ang­stigd om zijn jon­gen, zegde aan Tilly en aan Mary dat men niet on­ge­rust moest zijn.

« Bei­den zijt gij, even­als ik, over­tuigd van de on­schuld van Ruben, niet­waar?... Waar­om dan aan­hou­dend jam­me­ren?... De brave jon­gen is noodt met de jus­ti­cie in aan­ra­king ge­weest; dus zal hij, uit schrik, het ge­vang ont­vlucht zijn. Doch, het is niet hij, ri­i­aar wel Jack, de zwer­ver, 'welke de vlucht ver­ge­mak­ke­lijkt zal heb­ben. En nu, on­we­tend, heeft de jon­gen niets meer te vree­zen, doch, hij zal ver­driet heb­ben bij de ge­dach­te dat wij niets van hem weten. »

« Maar is er geen mid­del, Non­kel Jos, om hem op de hoog­te te bren­gen, om hem te vin­den? »

« Ge­duld, mijn klei­ne Mary » ant­woord­de de brave man. « Heb ik u niet reeds dik­wijls ge­zegd dat ge niet moet wan­ho­pen en datle wegen van God on­door­grond­baar zijn? ...»

De zomer ging, zon­der eeni­ge ver­an­de­ring voor­bij. Mary werd al droe­vi­ger en droe­vi­ger ge­stemd. Mr Cop tin Mr Pil ble­ven steeds maar om Tilly komen. Non­kel Jos had voor bei­den ver­lief­den steeds zijn ge­wo­ne plaag­zucht be­hou­den; zijn goed hu­meur ver­liet hem nim­mer. Edoch, zijn aan­staan­de wis­sel van Sep­tem­ber, nu be­loop­en­de tot 1400 dol­lars woog hem zwaar dp de schou­ders. Niet­te­gen­staan­de een bui­ten­ge­wo­nen ar­beid,, zag hij zich ver­plicht, om aan zijn schuld te vol­doen, zijn twee laat­ste koei­en te ver­kno­pen.

cc En dit alles » jam­mer­de Tilly, welke aan haar die­ren hield, cc om dit geld aan Hol­brook te geven, het­welk door, wie weet, ge­sto­len is. De oude Vrek heeft een goed mid­del ge­von­den om zich scha­de­loos te stel­len... een on­eer­lijk mid­del! En in­dien het daar­mee maar geëin­digd was!... Neen, bin­nen drie maan­den moe­ten wij weer zoo­veel be­ta­len! Hoe zul­len wij daar­toe ge­ra­ken, mijn arme Jos? »

« Windt u niet op, Tilly » lach­te de grijs­aard, ik heb er een mid­del op ge­von­den, zus­ter; door de vele be­zig­he­den heb ik er nog niet kun­nen aan den-

« KI­NE­MA­WE­RELD »

ken. Bill, mijn oude vriend:edert onze jeugd, heeft for­tuin ge­maakt; eeni­ge dagen ge­le­den nog las ik in de dag­bla­den dat hij een groote zaak op touw zette. Ik ga hem te New-York op­zoe­ken en hem vra­gen mij het geld te leenen, het­welk ik Hol­brook schul­dig ben, hem de­zelf­de waar­bor­gen ge­ven­de ads aan den an­de­ren. Bill, ik weet het. zal het mij niet wei­ge­ren. Wat denkt ge, Tilly, is dit geen goed ge­dacht? »

« Ik wensch het, Jos... Maar hoe lang is het niet ge­le­den dat ge Bill nog ge­zien hebt? Zijt ge wel zeker dat hij u nog her­in­ne­ren zal? »

cc Men kan el­kaar wel 30 jaar en meer uit het oog ver­lo­ren heb­ben', maar nim­mer kan men el­kaar ver­ge­ten, de­wei­ken te samen de eer­ste lange broek ge­dra­gen heb­ben... Ik heb hem niet ver­ge­ten, zelfs de lieve klei­ne Betsy niet, de­wel­ke hij ge­huwd heeft, ge weet wel, het doch­ter­tje van Brigg... Ik zie reeds hunne vreug­de mij te ont­van­gen... Gauw, Tilly, maak mijn va­lies met eenig lin­nen ge­reed; die goede vriend zal me zeker twee of drie dagen bij hem wil­len hou­den... Mor­gen is het Zon­dag, dit valt juist goed... »

« Weet ge zijn adres? »

« Dit zal ik wel vin­den in het eer­ste het beste adres­boek. »

De goede man was zoo ver­heugd over zijn ver­ze­kerd wel­sla­gen dat hij Tilly en Mary mee­sleep­te in zijn vrool­ijk­heid.

Wan­neer bij des an­de­ren­daags zich ge­reed maak­te om te ver­trek­ken, stop­te Mary hem een brief in de hand en mur­mel­de:

cc Mijn goede Non­kel Jos, in­dien ge hij toe­val Ruben in dit groote New-York mocht ont­moe­ten, wilt ge hem dan dit geven? »

Des avonds, rond 8 uur, een ka­toe­nen re­gen­scherm en een oud va­lies in de hand, belde Whit­comb aan een prach­tig huis, ge­le­gen in een voor­na­me wijk van New-York. Zijn ge­laat glans­de van ver­ge­noegd­heid, bij de ge­dach­te boe ver­rast zijn vriend Bill zou op­kij­ken.

Een hof­mees­ter open­de.

cc Goe­den dag! » zegde hij ge­meen­zaam tot den man. « Ga Bill ver­wit­ti­gen dat zijn ouden ka­me­raad Jos, van Gan­zey, ver­lan­gend is hem de hand te druk­ken. »

« Bill? » vroeg ver­won­derd de die­naar, cc Be­doelt ge soms mijn­heer James Hopkins? »

cc Ja, ja, James is Bill, en voor mij is Hopkins steeds mijn ouden Bill. Wilt ge me niet be­grij­pen, ook goed, maar uw pa­troon zal zich niet ver­gis­sen... Waar is hij? »

Al spre­ken­de was Whit­comb in de ves­ti­buul ge­tre­den.

cc Ga een .oogênblik zit­ten » zegde de hof­mees­ter, meer en meer Ver­won­derd, cc Ik ga mijn­heer ver­wit­ti­gen. maar het zou mij niet ver­ras­sen wan­neer hij u niet wilde ont­van­gen. Hij .geeft dezen avond een groet diner en al de ge­noodig­den zijn reeds aan­ge­ko­men. »

cc Uit­ste­kend, dan heeft hij een ge­noodig­de meer. Voor­uit, haast u! »

Op dit oogênblik ver­scheen een oude dame, prach­tig uit­ge­do­scht, op den drem­pel van de salon, waar­uit de weel­de u te­gen­straal­de. Jos bezag haar met aan­dacht en riep dan uit:

« Eh!... Maar. ik ver­gis mij niet, het is Betsy, die oude goede Betsy! »

Met een stren­gen blik be­ant­woord­de de dame ' die­ge­ne welke haar zoo durf­de toe­spre­ken. Maar Jos lette daar met op en kwam op haar toe, haar ver­der .fa­mi­li­aar be­han­de­len­de:

cc Gij her­kent me niet? Ja, dit is te be­grij­pen na zoo’n lan­gen tijd; maar recht­uit ge­zegd, ik zou u ook niet her­kend heb­ben, ware ik niet zeker ge­weest zich bij mijn goe­den Bill te be­vin­den... Maar, het is me nu pre­cies of ik u eerst gis­te­ren ver­la­ten heb, zoo komen uw trek­ken me nu weer voor... Zijt ge er nu nog niet?... Jos Whit­comb... de klei­ne Jos, van Gan­zey... Wat heb­ben wij in onze jeugd samen ge­speeld... Ik zie u nog de ver-kens, te huis bij uw schelm­se­hen vader, eten geven, ha! ha! »

Een ge­lach ont­stond onder de ge­noodig­den. want dezen had­den zich lang­za­mer­hand rond Jos ge­schaard. Hij zag daar­in een vlei­en­de be­too­ging en ging ver­der:

cc Ja, dames en hee­ren, ge kunt u dit niet voor-, stel­len, niet­waar? Maar, men blijft geen eeu­wi­ge jonk­heid. Had ge in den tijd Betsy ge­zien, trip­pe­len­de over het neer­hof, stam­pen­de in den mest­hoop, met los­han­gen­de haren en hloote voe­ten in haar hol­le­blok­ken, ge zoudt, ge­loof ik, haar ge­von­den heb­ben om te kra­ken! Dit was ten­min­ste de opi­nie van den klei­nen -win­kel­be­dien­de, die brave Bill, die nu zijn weg ge­maakt heeft en een rijk man ge­wor­den is. »

Dit was nu wel een beet­je te veel voor de waar­di­ge echt­ge­noote van James Hopkins, ei­ge­naar vai) een der groot­ste fa­brie­ken voor voed­sel­wa­ren. van den Staat New-York. Zich zoch te laten be­han­de­len, het was on­ge­hoord!

cc Die man is gek! » kon ze ein­de­lijk uit­bren­gen, cc Ik be­grijp niet wie op liet ge­dacht ge­ko­men is hem bin­nen te laten!... John!... Ed­ward!... Breng die man naar bui­ten! »

Niets van die ont­vangst be­grij­pen­de, liet Jos zich werk­tui­ge­lijk weg­bren­gen. Doch, in de ves­ti­buul te­rug­ge­ko­men zag hij dit­maal de ei­ge­naar van het huis in wien hij Bill 1 er­ken­de; deze was in zijn werk­ka­bi­net, waar­heen hij te­le­fo­nisch ge­roe­pen werd; door de open­staan­de deur zag Jos .zijn ouden ka­me­raad weer; met uit­ge­strek­te han­den ging hij er dan ook op af.

cc Hallo, mijn oude Bill, zie ik u dan ein­de­lijk weer! Maar waar­lijk, jon­gen, ik be­grijp niet hoe’ Betsy mij niet her­kend heeft. Doch, wij bei­den, niet­waar, zul­len el­kaar steeds er­ken­nen al waren wij ver­an­derd in een mum­mie, hé?... Ah! bij Ju-pi­ter, wat doet het goed u weer te zien! »

Bill, alias James Hopkins, 'bleef zeer koel te­gen­over Jos; hij vond dezes gek­sche­ren wel on­ge­past.

« Het doet mij spijt, Mr Whit­comb, » begon hij, u op dit oogênblik niet te kun­nen ont­van­gen; gij zult wel be­grij­pen dat mijn tijd kost­baar is; ik heb dezen avond veel volk ten mij­nent en deze wach­ten op mij om aan tafel te gaan. In­dien gij mij spre­ken wilt, bunt ge ech­ter naar mijn bu­reel komen, mor­gen. daar zal mijn ge­vol­mach­tig­de u te woord staan. »

Voor zulk oen ant­woord stond de goede oude man waar­lijk ver­baasd. Hij gaf zioh da­de­lijk re­ken­schap dat zijn zus­ter ge­lijk had niet te veel op oude vrien­den te re­ke­nen.

Daar Whit­comb een man was met een goed hart, gaf hij zich niet zoo spoe­dig ge­won­nen. Hij ant­woord­de dan ook da­de­lijk:

cc Neen. neen, oude jon­gen, mor­gen ben ik weer terug té Gan­zey. Ik zal daar aan ie­der­een ver­tel­len boe goed ge geïnstal­leerd zijt, wat een rijke kerel er van u ge­wor­den is. Dit zal hen allen o-p het dorp ple­zier doen en de ge­ruch­ten tegen spre­ken, als zoudt ge in cc slech­te pa­pie­ren » zit­ten. Ik zelf heb nu ge­zien. In­tus­so­hen kan ik u wel zeg­gen, in­dien ge mij noodig hebt, om u van avond te hel­pen, ik wel een hand­je zal toe­ste­ken. Ik stel vast dat u op het oogênblik alles wel gaat en dit ver­heugd mij. Tot weer­ziens, oude jon­gen; sma­ke­lijk eten en mijn koim­pli­men­ten aan die lieve Betsy. »

(Slot volgt).

Ver­wacht: ROBIN HOOD.


Rayait la­o­lo­gis Cinéma

ziet staan, treedt dan bin­nen en gij zijt zeker een aan­ge­naam = oog­en­blik door te bren­gen.

Abon­neert u op «Ki­ne­ma- en Tooneel-we­reld». Fr. 15 per half jaar; Fr. 7.50 per drie maan­den.

AAN DE HH. AD­VER­TEER­DERS VAN WEEK­BLA­DEN

Wen­scht U een goede pu­bli­ci­teit, plaatst dan uw aan­kon­di­gin­gen In «Ki­ne­ma- en Tooneel-,we­reld».

«Ki­ne­ma- en Tooneel­we­reld» Is het beste' en meest ge­le­zen week­blad van België.

«Ki­ne­ma- en Tooneel­we­reld» is het of­fi­ci­eel or­gaan van het Na­ti­o­naal Ver­bond der Vlaam-sche Tooneel­maat­schap­pljen, waar­bij bijna al de tooneel­krl­n­gen van het Vlaam­sche land zijn aan­ge­slo­ten. Het Is al­leen daar­door reeds het voor­naams­te fa­m­l­lie­week­blad van België.

Met een aan­kon­di­ging van slechts en­ke­le lij­nen in «Ki­ne­ma- en Tooneel­we­reld », be­reikt men meer dan met heele pages In an­de­re

u/pokh InHon

«KI­NE­MA- EN TOONEEL­WE­RELD» WORDT DOOR HAAR AAN­QE­NA­MEN IN­HOUD, van

ar­ti­kels van de beate en meest ge­ken­de schrij­vers en let­ter­kun­di­gen van België, OVER­AL BE­LE­ZEN.

Onze bu­ree­len zijn open alle werk­da­gen, van 9 tot 1 en van 3 tot 7 uur. Korte Gast­huis­straat, 16, Ant­wer­pen.

H ACKIN

86, rue des Plan­tes, 86 — BRUS­SEL

Kor­te­lings! Kor­te­lings!

Groot suc­ces!

Dou­g­las Fair­banks

Een Hu­we­lijk op zijn Ame­ri­kaan­seh

(Ma­ria­ge à l’améri­cai­ne)

Drukk. Nep­tu­ne, Steen­hou­wers­vest, 28, Antw.


sSb)83 ÏSJ2

sns sLui­riij

iie­paou nm ui iM­pa­pi­miu ôjsjm’i 9(j

(seeitlsuep AS Hqeu)

xnz vo vw­ma­voH iijsiïïoxu

mi­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­Mi­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­Mi­i­i­i­i­ini­i­i­i­i­i­i­i­i­t­t­im I OUU3J UIS'Bgf.J ë

I •) q g çtnb­snf sjuof saj sno; j-iaAtio 8 I sjna{[ie nb aqo.​ieui jnania­jy

I OIHU.>I.I,>MI\T IIOSM!|V

I 'op 'ap ‘S3n­Suo[-sas;Eip ‘S3U31Ü ‘xjiB­Sjnq I I ‘S,ljB­pUB­J3A ‘SSU­jSlllD ‘suo­jbs ‘xaqa­noa b ssx­qi­uB­qo! §‘xa­Si­i­Bui v. S3|[BS 002 ‘S3.​mqu.​iB3 3p xjoip puBXQ!

HCI Id VH JLH HNOI­OS HI­VA­VHX

SH3ANV ‘sNHann ami

aovss­rid

-s¥iviDs­iKi­od ‘sNOJ.​noa saov'Hjsd

sa îm >im o o K SNis­sa­ci

SHIM3aO>IC

(jiaw s?adi

6 saaiBp sap atu an­Suoq 6

1 anbi3[ag ua sui­sE­geq spuBjS snfd saq g

sana­naw

Ifl&oz­T­fy­y­o­nAG - 137ÿ&oo "Vooo

(nava na ssraa)

nesauA np 9iu snfi­uoi ‘u

qrqo - sp­na­jm­jj m?pin?j3A

jaqonoo p sa­j­quimp} saiopnopf ‘suo­jeg‘sjiöuin J

anoa

saanx­iN­ra­vo „

XITHOÆ V XIHd

SNOi­sa­noxa - aaoN­vaxad v sao­vAOA SH3ANV - sjn­asst­Ja saP IBnB£) ‘Bt7 ZOIC

nH3a H V r aSB­J­BQ

S3J5Æ Ï3

samçidEg 'sa­geuEw s3îno­ni9J?n mod sojnv

E5a£E5H5H5­Z5aSÏ5H5E5H5H5E5H5H5HS­H5­Z5

3 u9dj9/v\T.​uv ‘si, eej-jsj­spuc/v any sjqauv K

SB­SHSHSHSHSHSHStlS­H­CriS

saaawnr

'cia­ooi­aaaaN­VH ‘naxN­VM ‘s3a­oxs ‘.vaaaaaaiM -aaavx ‘Nai­aaas­aaa ‘Na­ox­va ‘aci­riz ‘iom

v:imii:iw»ivv n

VI­AI­I­AI3 NO­SI­VI­AI

saaawnr 'sa­max­Naa •Nivw vn v ai­aaxxauNoa 'saaoxs 'sad­dVN ‘sxn-aaAnoo ‘snoxoo 'Saios ‘samvi

s:iviss:hi sao­vaAf­lo

sawva aa sao­vaAno

60SG «ajnai

Sd3Als|tf g -scHOUim­aiA dmoqg

s»n3i­w­Mis­s3a

SM3AM90JL0Hd

scuS ap xud xnB sa­SejsS xnc juES­snu­no} 3DB|d B[ ap uo­si­Bui a|nas B-q

qsqog s.​aiqojq (3 puoui­BiQ np snbjSpg B| jnod sibjsusS sous­Sy J M ‘S

S3|]|q b s)U3ui3jn­oy ssp SiSAuy jnod 33U3?y „oa­ou­a­jn 1KJA np sj3Auy, p 3Duuo­j­cj b( jnod 3DU3­Sy

iz6z i?x Sd3ANV lz6z 'l?1

ujo­qijg UBA ana ‘£i

»Ii­qo­monv quwt UDii­uDii n

eu­Bi­os iie­AB­JX — xno­SeueAe xm, j ssjn­jjnoj ap uo/fVAja­s­uoQ suoi­fU­JBdpÿ — sju­aui­a­SuB­j­jy

s&un uun oui

AAA

901 ‘3snS3t| ap anx ‘901

A HIM no­si­vk

9fix?jy(p aru aniïuoj ‘n

S1M­V­JN3


ROYAL - ZOOL­OGIE CI­NE­MA

Robin bes Bois

Avant de par­tir aux Croisa­des, Ri­chard Cœur-de-Li­on a convié tous ses che­va­liers à venir déploy­er leur force et leur va­leur dans un grand tour­noi. Il a décidé de don­ner au vain­queur de la fête le com­man­de­ment général de la Croisa­de. Les doux plus re­dou­ta­bles cham­pi­ons sont Guy de Gis­bour­ne, homme am­bi­ti­eux, sans scru­pu­le, et le Comte de Hun­ting­don, fa­vo­ri du roi. Après les premières pas­ses d’armes, Gis­bour­ne et Hun­ting­don se trou­vent face à face. Leur ren­con­tre est ter­ri­ble, mais Hun­ting­don finit par tri­omp­her.

Au mi­li­eu de tou­tes ces réjouis­san­ces, Ri­chard con­sta­te avec tristes­se que Hun­ting­don, au lieu de re­cher­cher la présence de quel­que da­moi­sel­le, préfère la société de sol­dats. Le Roi fait at­ta­cher Hun­ting­don à une co­lon­ne de pier­re et déclare qu’il est prêt a doter en ter­res, château et écris celle qui, parmi les dames de la cour, saura tou­cher le cœur du noble che­va­lier. Tou­tes les bel­les se préci­pi­tent vers Hun­ting­don et lui pro­di­guent leur plus doux sou­ri­re. Mais... au fond de l’im­men­se salle, le che­va­lier aperçoit le Prin­ce Jean, frère du roi, et son an­ta­go­nis­te de tantôt, Guy de Gis­bour­ne, fai­sant vi­o­len­ce à la Jolie Lady Ma­ri­an. Hun­ting­don 'se dégage de la co­lon­ne et sauve des mains du prin­ce la jolie da­moi­sel­le. A ce mo­ment, un amour im­men­se naît dans son cœur pour Lady Ma­ri­an. Il la présente au roi comme sa fiancée.

Le Prin­ce Jean fail pro­me­t­tre à son si­ni­stre ami Gis­bour­ne, qui con­voi­te aussi Lady Ma­ri­an, de tuer Ri­chard et de les ven­ger dp Hun­ting­don.

In­digné de ce qu H ap­prend par sa fiancée, Hun­ting­don veut par­tir en An­g­leter­re.

II brave l’au­to­rité de Ri­chard, en­court sa disgrâce... subit la pri­son... mais sau­ve­gar­de­ra le trône de son Roi.

En An­g­leter­re, il joint et de­vient, sous le nom de Robin des Bois, le chef d’une bande de re­bel­les, vi­vant dans les forêts et li­vrant aux mer­ce­nai­res du prin­ce une gu­e­r­il­la sans merci

Les Croisés sont en Terre Sain­te... Une nuit, Gis­bour­ne pénètre dans la tente du Roi et le poig­nar­de, puis... part pour l’An­g­leter­re cher­cher sa récom­pen­se? Mais le Roi n’est pas mort.

Not­ting­ham est en révolte, Robin com­man­de la place... Soud­ain on lui ap­prend que Lady Ma­ri­an vient d’être enlevée du cou­vent, amenée au château et qu’elle est entre les mains de Gis­bour­ne. Affolé, il se préci­pi­te au château, brave mille périls, par­vient à la hau­teur de la plus haute tour, juste a temps pour sau­ver sa fiancée. Un ter­ri­ble corps à corps s’en­ga­ge entre Gis­bour­ne et Robin des Bois, ce der­nier finit par bri­ser les reins du misérable traître. Mais l’alar­me est donnée, les sol­dats du prin­ce pénètrent dans la tour. Robin lutte de tou­tes ses for­ces, les trois sons de cor se font en­ten­d­re, ses for­ces l’aban­don­nent, il se rend. On l’amène au Prin­ce Jean qui or­don­ne à jo ar­chers de le viser... A ce mo­ment... un bou­clier cou­vre la poitri­ne de Robin des Bois et c’est Ri­chard Cœur-de-Li­on lui-même qui vient de sau­ver la vie de son fidèle che­va­lier.

PRO­GRAM­ME du 1 au 5 JUIN

1. Mar­che de Rien­zi....R. Wag­ner

des

(voy­a­ge)

Oli­viers

3. Robin des Bois....C. At. V- Weber

(ou­ver­tu­re)

Dou­g­las Fair­banks

dans

Robin des Bois

Adapta­ti­on mu­si­ca­le syn­chro­ni­que complète pour grand or­ches­tre

PRO­GRAM­MA van 1 tot 5 JUNI

1. Mar­che uit Rien­zi.... R. Wag­ner

2. In st land der Qifîboo­men

De Vrij­schut­ter....C.M.V. Weber

(ope­ning­stuk)

Dou­g­las Fair­banks

De Vrij­schut­ter

Al­ge­hee­le en ge­lijk­tij­di­ge mu­ziek­aan­pas­sing voor groot or­kest

Se­mai­ne pro­chai­ne

Bert Ly­tell

dans

l„ it

* Im­pri­me­rie dn Cen­tre. 26. Rem­part Kip­dorp. An­vers

John Gil­bert

dans

HÉRI­TA­GE

HAINE

drame

LA SI­RE­NE

ET SON

DOMP­TEUR

comédie

De Vrij­schut­ter

We zijn aan ’t hof van Ko­ning Rijk­aard, kort vóór het ver­trek der Kruis­vaar­ders. Graaf Hun­ting­don heeft zich met Lady Ma­ri­an Fit­zwal­ter ver­loofd, Gwij­de van Gis­burn ten spijt.

Naar ’t Hei­lig Land ver­trekt het leger: Prins Jan, de leid­sels van T be­wind eens in han­den, treedt op als dwin­ge­land: de haat tegen hem groeit aan.

Groot is de ver­ont­waar­di­ging van Lady Ma­ri­an Fit­zwal­ter, bij ’s prin­sen han­de­lin­gen; zij stuurt haren ver­loof­de een bode; Hun­ting­don, bij ’t hoo­ren dier gru­wel­da­den, wil ij­lings naar ’t Va­der­land te­rug­keeren; hoe zulks even­wel ge­daan zon­der den Ko­ning op de hoog­te van prins Jnn’s wan­ge­drag te bren­gen, het­geen hij als rid­der en uit eer­bied voor den vorst niet doen mag. Dus zal hij in ’t ge­heim naar ’t Va­der­land te­rug­keeren; doch een pijl heeft hem ge­trof­fen, en hij wordt, ge­wond, tot vóór den Ko­ning en Gwij­de van Gis­burn ge­bracht. Deze laat­ste be­ticht hem van schrik en la­Hi­ar­tig­heid, en ei­scht de dood­straf voor zijn de­ser­tie. Doch Hun­ting­don weet te ont­snap­pen.

Vij­an­de­lijk zijn nu ook de bur­gers op­ge­tre­den. Zij heb­ben een keur­ben­de ge­vormd die zich schuil houdt in de Sher­wood-wou­den, en nu en dan een gu­e­r­il­la-oor­i­og voert tegen de prin­se­lij­ke troe­pen; het hoofd dier «dap­pe­re ban­die­ten» is Robin Hood, nie­mand an­ders dan Hun­ting­don.

Ter­wijl de ex­pe­di­tie naar ’t Hei­lig Land wordt voort­ge­zet...

Ze­ke­ren avo/id is Gwij­de van Gis­burn de ko­nink­lij­ke tent bin­nen­ge­tre­den; hij bukt zich over de le­ger­ste­de, meent met een dolk­siag Rijk­aard ge­dood te heb­ben, en ver­dwijnt in den don­ke­ren nacht... Edoch, niet den ko­ning, wel zijn nar heeft de moor­de­naar ge­trof­fen.

In­tus­schen heeft Robin Hood zijn ver­loof­de liij Not­ting­ham te­rug­ge­von­den, maar de krijgs­lie­den van den prins heb­ben de ver­blijf­plaats van Ma­ri­an maar al te gauw op­ge­spoord. Jan geeft bevel Lady Fit­zwal­ter uit het kloos­ter weg te voe­ren, doch hij­zelf wordt door den op­stan­de­ling aan­ge­val­len. Robin treedt ze­ge­vie­rend Not­ting­ham bin­nen, redt nog bij­tijds Ma­ri­an en maakt zich mees­ter van het kas­teel. Ook heeft een vreem­de­ling zich bii Hood’s troe­pen ge­voegd, die in­ziet dat een val­strik den dap­pe­ren ka­pi­tein be­dreigt. Robin heeft den strijd na hard­nek­ki­ger) te­gen­stand op­ge­ge­ven. Daar tre­den vier en twin­tig for­sche boog­schut­ters op hem af, en hun pij­len zou­den hem door­boord heb­ben, zoo de vreem­de­ling hem niet ge­dekt had met zijn ste­vig schild!

Het slot wordt stor­men­der­hand ver­o­verd... Dan ont­doet de ge­heim­zin­ni­ge red­der zich van zijn helm: ’t is Ko­ning Rijk­aard!

Nu heer­se­hen vreugd en geluk ten hove en te lande, in aller har­ten. Dien­zelf­don dag wor­den de hel­den door den ech­te­lij­ken hand ver­ee­nigd. Met zijn ste­vi­ge vuist gaat Ko­ning Rii­k­aard nog op hun deur hon­ken, doch Mary en Robin geven geen ge­hoor.