Programma van 20 tot 24 maart 1921



Brochure

Bron: FelixArchief nr. 1968#250

Deze tekst werd automatisch gegenereerd op basis van gescande pagina’s met OCR-software. Door de diverse historische lettertypes gebeurde dat niet altijd foutloos.

Toon alleen de facsimile’s van dit programma


Ex­clu­si­vi­teit

VAN HET HUIS CH. HEN­D­RICKX

EI­GE­NA­RES: M™« DEBROÜCKÈRE

Plan­tens­fraaf. 67, BRUS­SEL-Tel. Br. 10582

CA­BI­R­IA

HIS­TO­RISCH VI­SI­OEN door

GA­BRIE­LE D’AN­NUN­ZIO

EER­STE TIJD­VAK

T’ is avond. De gei­ten­hoe­ders trok­ken huis­waarts ter­wijl zij op hunne on­ge­lij­ke flui­ten de al­le­rou­de lie­de­ren van hun ge­slacht speel­den. Bat­tos keer­de van het veld naar de stad terug, naar zijn lust­hof van Ca­ta­ne te­gen­over de Etna. De ge­lief­koos­de doch­ter van Bat­tos, de zoete Ca­bi­r­ia, speel­de met hare voed­ster Croes­sa. Eens­klaps, in den nacht, lie­ten zich doffe klan­ken hoo­ren. De Etna ont­waakt. De ver­baas­de be­vol­king neemt de vlucht.

Bat­tos be­weend zijne doch­ter welke hij ver­moed onder de pui­nen be­gra­ven te zijn.

TWEE­DE TIJD­VAK

De vluch­te­lin­gen door hon­ger en schrik ge­jaagd dwa­len op den een­za­men oever. Een schip is daar. Zij ge­loof­den ver­los­sing ge­von­den te heb­ben, en de on­ge­luk­ki­ger, snel­den toe. Door de scheeps­lui (Phe­ni-ci­aan­sche zee­roovers welke naar Cart­ha­ge zeil­den) ver­rast, wor­den


zij vast­ge­bon­den en als ge­van­ge­nen me­de­ge­voerd. Croes­sa en Ca­bi­r­ia zul­len als sla­vin­nen ver­kocht wor­den.

De sla­ven­markt te Cart­ha­ge. Groot­pries­ter Kartha­los koopt Ca­bi­r­ia welke hij be­stemd als slacht­of­fer op het bloed­al­taar van Mo­loch, god van het vuur.

Te dien tijde leef­den on­be­kend te Cart­ha­ge de pa­tri­ci­aan Ful­vi­us Axil­la en zijn slaaf Ma­cis­te. Zij waren van Rome ge­zon­den om de han­de­lin­gen der in­wo­ners na te gaan.

Kartha­los kiest de kin­de­ren uit, welke bij de naas­te slacht­of­fe­ring zul­len ge­dood wor­den. Croes­sa denkt Ca­bi­r­ia te red­den met haar als ziek te mel­den. Croes­sa word ge­straft en ge­mar­teld. Ver­schrikt loopt zij tusc­chen de ver­sterk­te muren van Cart­ha­ge. Zij ont­moet Ful­vi­us en Ma­cis­te en biedt hun haren ring aan. Zij vraagt be­scher­ming. Te za-men zul­len zij trach­ten Ca­bi­r­ia te red­den.

De twee Ro­mei­nen wen­den zich naar den tem­pel waar het sa­cri­fi­cie moet plaats heb­ben, ruk­ken het slacht­of­fer uit de han­den des beuls en ge­luk­ken er in zich te ver­ber­gen bij den her­ber­gier Bo­das­to­ret.

DERDE TIJ­VAK

An­ni­bal, het « Zwaard van Cart­ha­ge », na on­ge­hoor­de ze­ge­pra­len, komt aan den voet der Alp­hen, aan het hoofd zij­ner sol­da­ten aan. Door een won­der van kracht en ge­duld zijn de Alp­hen over­trok­ken. An­ni­bal gaat naar Rome toe. Van op de hoog­te des tem­pels leest Kartha­los het ze­ge­vie­ren­de be­richt van An­ni­bal af. Fiet nieuws van de te­gen­sla­gen van Rome, komen aan de ooren van Ful­vi­us, welke nog bij Badas­to­ret ver­bor­gen is. Zij be­slis­sen te vluch­ten om hun va­der­land te gaan ver­de­di­gen.

Sop­ho­nis­be, « de vu­ri­ge grenaad­bloem », doch­ter van As­dru­bal, Cart­ha­geensch ge­ne­raal, heeft hare hand aan den nu­mid­schen prins Mas­si­nis­sa, ko­ning van Syrte, be­loofd. Zijn neemt eene af­ge­spro­ke­ne sa­men­komst met haar ver­loof­de aan, in den Ce­der­hof.

Badas­to­ret ver­raadt zijne gas­ten. Zij wor­den ver­rast op het oogen-blik van vluch­ten. Ful­vi­us werpt zich in de zee. Ma­cis­te, welke Ca­bi­r­ia droeg, vlucht in den Ce­der­hof, ont­moet Sop­ho­nis­be, welke hij smeekt het kind te red­den. Zij neemt Ca­bi­r­ia als sla­vin en laat Ma­cis­te aan zijne ver­vol­gens over elke hem mede nemen, hem aan eenen mo­len­steen bin­den, welke hij gansch zijn leven zal moe­ten doen draai­en.

VIER­DE TIJD­VAK

De roem van An­ni­bal, den over­win­naar van Can­nes, ver­duis­terd. De pro­con­sul Mar­cel­lus, reeds ge­ze­ge­praald heb­ben­de te Nole, be­le­gerd Syra­cu­se, ver­bon­de­ne van Cart­ha­ge. Ful­vi­us Axil­la vecht onder de lei­ding van Mar­cel­lus. Te Syra­cu­se leeft Ar­chimède, hij be­nut­tigd zijne kunst ten voor­deele van de ver­de­di­ging der stad. Hij maakt spie­gels, wiens af­stra­ling het vuur in de verte zal dra­gen. Hij vraagt aan de zon het noodi­ge vuur om de Ro­mein­sche vloot te ver­nie­ti­gen. Hij plaatst het tuig wiens af­stra­ling de Ro­mein­sche sche­pen ver­brand en doet zin­ken. Ful­vi­us Axil­la zoekt te ver­geefs zich te red­den, hij valt in zee. Toen de avond viel was de mach­ti­ge Ro­mein­sche vloot een reus­ach­ti­ge brand­sta­pel welke in de diepe wa­te­ren ver­ging. Na lang ge­zwom­men te heb­ben, wierd Ful­vi­us door den stroom der Aréthu­sche zee me­de­ge­sleept waar hij op den oever te­recht komt. De toe­val

brengt hem bij de nieu­we woonst van Bat­tos. Toen deze den schip­breu­ke­ling hulp bood er­ken­de hij den ring van Croes­sa.

Leeft Ca­bi­r­ia nog? Ful­vuis welke reeds een­maal het meis­je had gered is zeer on­ze­ker over haar lot na zijne vlucht. Moest de toe­val hem weder te Cart­ha­ge­ne bren­gen, zoo be­looft hij ver­der Ca­bi­r­ia op te zoe­ken.

VIJF­DE TIJ­VAK

Mas­si­nis­sa, ko­ning van Syrte, van zijn ko­ning­dom door Syphax ont­bloot, is in de woes­tijn met zijne rui­ters ge­vlucht. As­dru­bal geeft zijne doch­ter aan den mach­tig­ste om er zich een ver­bon­de­ne van te maken tegen Rome. Maar Sop­ho­nis­be denkt al­toos aan haar ge­lief­ste Mas­si­nis­sa. Onder den naam van Elis­sa is Ca­bi­r­ia eene ge­trou­we sla­vin van de ko­nin­gin.

Sci­pi­on den over­wel­di­ger der Spaniën is in Afri­ka ge­pas­seerd. Lil­li­us is met hem, en Mas­si­nis­sa welke zijne Syrt­sche kroon wil weder er­ove­ren ver­bind zich met de Ro­mei­nen om zich op Syphax te wre­ken. Daar hij de plaats kent keert Ful­vi­us Axil­la weder naar Cart­ha­ge en be­spiedt er de ver­de­di­gins­wer­ken.

Door eene le­ven­di­ge py­ra­mi­de ge­hol­pen klimpt hij over den muur t en trekt Cart­ha­ge bin­nen.

Wat is er van Ma­cis­te en Ca­bi­r­ia ge­wor­den. De her­ber­gier Bo­das­to­ret zal het hem ver­ha­len. De vol­gen­de nacht lukt het Ful­vi­us bij Ma­cis­te te komen. Door een ker­ni­gen op­sprong ge­lukt het den reus zijne ke­tens te bre­ken. Ma­cis­te weet niets van Ca­bi­r­ia. Door koor­den ge­hol­pen wil­len zich Ful­vi­us en Ma­cis­te naar het kamp van Sci­pi­on be­ge­ven.

De Cart­ha­geen­sche ge­ne­raal Adru­bal houdt krijgs­raad. Hij zend den groot­pries­ter Kartha­los bij zijn schoon­zoon Syphax, ko­ning van Syrte. Deze vet­rekt met zijn leger om de Ro­mei­nen te ver­ras­sen. Sei-' pion heeft ken­nis gehad van den aan­val van Syphax, en heeft zijn kamp in eene ver­sterk­te lig­ging ver­plaatst. Ful­vi­us en Ma­cis­te vin­den het ver­la­ten kamp. Door ver­moei­e­nis uti­ge­put ver­zaakt Ful­vi­us aan het ge­vecht. Mas­si­nis­sa, Sci­pi­on s ver­bon­de­ne, wilt ten allen koste zich van zij­nen me­de­din­ger ont­doen. Hij ver­rast zijn kamp en steekt het in vlam. De sche­me­ring van dezen brand lokt Ful­vi­us en Ma­cis­te aan. Door eene me­nig­te vluch­te­lin­gen mede ge­no­men naar Syrte zijn zij weder ge­van­gen. Mas­si­nis­sa zet zijn ze­ge­praal voort. Syrte word be­le­gerd en ko­ning Syphax ge­van­gen ge­no­men. Groot­pries­ter Kartha­los word door de on­ver­dach­te ne­der­laag te Syrte we­der­hou­den. Ful­vi­us en Ma­cis­te wor­den met eene me­nig­te an­de­re ge­van­gen in den ker­ker ge­wor­pen. De zoete Elis­sa, sla­vin van Sop­ho­nis­be, door me­de­lij­den be­wo­gen, brengt hun water te drin­ken.

Ful­vi­us n Ma­cis­te zijn door haar goed hart ge­trof­fen. Sop­ho­nis­be maakt een ver­schrik­ken­de droom en ont­biet Kartha­los dezen droom uit te leg­gen.

Zij ver­haalt hem de lang ge­le­den ave­n­tuur van den Ce­der­hof, en de over­han­di­ging van een meis­je. De Groot­pries­ter ver­staat dat er van Ca­bi­r­ia spra­ke is, het slacht­of­fer dat hem eer­tijds ont­snap­te en vraagt haar terug om den god Mo­loch te be­vre­di­gen. Om zich de góden aan­ge­naam te maken, roept Sop­ho­nis­be Elis­sa, en over­han­digd haar aan den Groot­pries­ter. Kartha­los door de schoon­heid van het meis­je ge­trof­fen, ge­bied haar hem te vol­gen.


Ma­cis­te werkt zijne kracht op de ven­ster­pa­len uit en ge­lukt er in eene ope­ning te maken waar zij door kun­nen. Eens­klaps be­merkt hij Kartha­los die Elis­sa me­de­sleept. Ver­mits hij toch moet ster­ven zal hij zich op den Groot­pries­ter wre­ken en zijne prooie ont­ruk­ken. Hij ver­laat het ge­vang en Kartha­los aan eene ven­ster zien­de zit­ten springt hij toe. De woor­den van Kartha­los doen hem ver­staan dat de sla­vin wer­ke­lijk Ca­bi­r­ia is. Hij opent het ven­ster en neemt haar onder zijne be­scher­ming. Kartha­los roept om hulp en Ma­cis­te moet weder vluch­ten. Door Ful­vi­us ge­hol­pen ver­schui­len zij zich in de kel­ders van het pa­leis waar zij zich op­slui­ten. On­der­tus­schen ver­o­verd Mas­si­nis­sa de stad, welke zich zon­der voor­waar­den over­geeft, en de ko­nin­gin zelf ver­trouwd zich aan den over­win­naar.

Maar Mas­si­nis­sa die haar nog al­tijd lief heeft word voor haar een speel­ding. Hij huwt ze.. Mas­si­nis­sa doet zich te twee dap­pe­ren voor­stel­len, welke al­leen in de kel­ders tegen gansch de me­nig­te vech­ten. Zoo­d­ra hij hun naam ver­neemt krijgt hij voor hun ver­gif­fe­nis van de ko­nin­gin. Ful­vi­us smeek­te de ge­na­de van Ca­bi­r­ia af, doch Sop­ho­nis­be ant­woord: « Zij leeft niet meer, zij wierd ge­dood. »

Sci­pi­on ver­neemt hoe de doch­ter van As­dru­bal, Mas­si­nis­sa, van de Ro­mein­sche ver­bin­te­nis tracht te doen af­zien, met de­zelf­de list als zij vroe­ger Syphax ver­leed. Maar Sci­pi­on was op zijne hoede.

Om een einde aan Sop­ho­nis­be’s han­de­lin­gen te stel­len, ont­biet Sci­pi­on Mas­si­nis­sa en ge­bied hem de ko­nin­gin als oor­logs­buit uit te le­ve­ren. Na eenen schijn van te­gen­stand moet den fie­ren Nu­mied zich on­der­wer­pen. Ful­vi­us zien­de, komen s ko­ningins wel­da­den voor hem voor de oogen. Hij vraagt ge­hei­me­lijk aan Ma­cis­te eenen brief aan ko­nin­gin Sop­ho­nis­be te dra­gen. Dezen brief ver­wit­tigd de ko­nin­gin van de bal­ling­schap welke haar wacht. Om er eer­lijk aan te onst­nap-pen, moet zij zelf­moord ple­gen.

Het ver­gif be­gint lang­zaam zijn werk, toen Ful­vi­us in­treed om op order van Sc­pi­ni­on de ko­nin­gin als ge­van­ge­ne mede te nemen. Ge­wel­di­ge stuip­strek­kin­gen kon­di­gen het einde van de ver­oor­deel­de aan. Al­vo­rens te ster­ven, merkt Sop­ho­nis­me er op als­dat zij nog ko­nin­gin is, zij schenkt de vrij­heid aan Elis­sa en geeft het meis­je aan Ful­vi­us. Sop­ho­nis­be sterft.

Te Zama over­won­nen, buigt zich Cart­ha­ge onder het juk van Rome. De Ro­mein­sche sche­pen onder de lei­ding van Duil­li­us hou­den weder de zee; Ma­cis­te en zijn mees­ter Ful­vi­us door Ca­bi­r­ia ver­ge­zeld kun­nen we­der­om naar hun va­der­land terug keeren. Ca­bi­r­ia vind hare ou­ders weder en huwd haar red­der.

Ter­wijl het schip, op eenen kla­ren nacht naar Rome zeil­de, hief Ma­cis­te, ter eere der ge­luk­ki­ge ge­huw­den, een ee­re­lied ann, waar­in hij de hooge daden der Pu­nie­sche oor­lo­gen en de glo­rie des va­der­lands be­zong.

CA­BI­R­IA, His­to­risch vi­si­oen door Ga­brie­le d'An­nun­zio


CA­Bl­RiA, His­to­risch vi­si­oen door Ga­brie­le d An­nun­zio


CA­BI­R­IA, His­to­risch vi­si­oen door Ga­brielç d An­nun­zjo


CA­BI­R­IA, His­to­risch vi­si­oen dóór Ga­brie­le d’An­nun­zio

CA­B1R1A, His­to­risch vi­si­oen door Ga­brie­le d’An­nun­zio


CA­BI­R­IA, His­to­risch vi­si­oen door Ga­brie­le d’An­nun­zio